“De lange weg naar Europa – Participatie van verenigingen in de Europese besluitvorming.” 7 oktober 2011
De impact van het Europees beleid op onze nationale en Vlaamse regelgeving wordt steeds groter. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat verenigingen meer inspraak zoeken. Ze werken daarvoor samen met Europese instellingen, hun eigen Europese koepels of vinden hun weg via informele circuits. Maar het blijft vreemd dat de eigen regering(en) nauwelijks formele inspraakmogelijkheden organiseert over de Europese regelgeving voor het middenveld. ‘de Verenigde Verenigingen’ besprak dit knelpunt op haar Forumdag dit voorjaar. We gingen op zoek naar hoe men in andere Europese landen formele participatie van verenigingen in het Europese besluitvormingsproces organiseert. Het resultaat en de praktijkverhalen van buitenlandse sprekers verneemt u op 7 oktober 2011. ‘de Verenigde Verenigingen’ nodigde u en uw organisatie uit om inspiratie te verzamelen en informatie uit te wisselen over participatie van verenigingen in de nationale EU-besluitvorming. We presenteren u hierbij graag de samenvatting van dit inspiratiemoment.
BUITENLANDSE INSPIRATIE
De hamvraag op de inspiratiedag was hoe het maatschappelijk middenveld meer toegang en impact kan krijgen op de nationale standpuntbepaling in de Europese besluitvorming. Dat is hoogst noodzakelijk omdat de lidstaten nog altijd bepalend zijn voor de Europese besluitvorming, terwijl net de Raad van Ministers het minst toegankelijk is van alle Europese instellingen.
Het evenement bracht een 30-tal Europa experts samen, werkzaam in verschillende sectoren van het Vlaamse verenigingsleven en overheidsadministraties. Er waren ook enkele buitenlandse gasten. Kim Smouter, Secretaris-Generaal van de koepelvereniging ENNA (European Network of National Civil Society Associations) leidde het inspiratiemoment in goede banen.
Professor Jan Beyers van de Universiteit van Antwerpen trapte de dag af met beschouwingen over maatschappelijke belangen en vormen van participatie in de binnenlandse EU besluitvorming. Hij identificeerde de verschillende mechanismen die zorgen voor informatiedoorstroming en beïnvloeding van nationale besluitvorming over Europese zaken. De nadruk werd daarbij gelegd op de contrasterende aanpak tussen België en andere landen. Dhr. Beyers maakte duidelijk dat de meeste middenveldorganisaties eerder op nationaal niveau dan op Europees niveau invloed trachten uit te oefenen. Ongeveer 70 tot 80% van de organisaties zijn lid van een Europees netwerk, maar dat brengt segmentatie en fragmentatie van vertegenwoordiging met zich mee, waardoor de middenveldorganisaties voor Europese zaken vooral politiek actief zijn op nationaal niveau.
Frank Ey van AK Europe, het Brusselse bureau van de Oostenrijkse Kamer van Arbeid sprak over het ‘recht om te weten’ wat het Oostenrijkse standpunt over Europese zaken is, alsook over het recht om dat standpunt te becommentariëren en beïnvloeden. Als gevolg van de verdeling van bevoegdheden, wordt in Oostenrijk het federale niveau het meeste aangesproken. Dhr. Ey benadrukte het belang om gelieerd te zijn aan een vertegenwoordiging in Brussel. Deze hebben namelijk veel expertise in huis, fungeren als think-tank en wegen op het debat. Ze verzorgen contacten met de media en creëren een forum voor transnationale uitwisseling. Die Brusselse vertegenwoordigingen spelen ook een sleutelrol in het ontwikkelen van ad-hoc netwerken die lobbyen bij de Europese Commissie. Hij beklemtoonde tenslotte dat het ‘belang’ (de grootte) van het land op Europees niveau een sterke invloed heeft op hoe lokale middenveldorganisaties zich engageren binnen het Europees besluitvormingsproces.
De derde gastspreker, Kenneth Haar van Corporate Europe Observatory, stelde de unieke aanpak van Denemarken voor waar het parlement een sleutelrol speelt. Het parlement bepaalt mee het nationale standpunt, tracht het overzicht te bewaren en neemt ook de implementatie voor zijn rekening. Dit is een van de meest transparante besluitvormingsprocessen in Europa en kwam er dankzij verhitte politieke debatten over de zin en onzin van de EU en een desastreus referendum in Denemarken, waardoor de politieke elite zich verplicht zag realistische antwoorden te geven. Het parlement biedt aan middenveldorganisaties verschillende mogelijkheden om op de hoogte gebracht te worden over het nationale standpunt. Zo is er een ‘comité voor Europese Zaken’ dat sterk participatief werkt, ondermeer door andere thematische comités te betrekken bij standpuntbepaling. Dit resulteert in een groter publiek debat én een meer transparante controle op het officiële standpunt van Denemarken. Zo neemt ook de interesse van de media toe aangezien de Europese besluitvorming op deze manier in directe relatie staat met de nationale politieke praktijk. Aanvullend stelt men vast dat Deense middenveldorganisaties en parlementairen deze aanpak veelal gebruiken om beleidsbeïnvloedend werk “via de achterdeur” te realiseren. Zo weken bepaalde Deense wetten hevige reacties en debat los op Europees niveau of uit andere lidstaten, waardoor deze nationale thema’s ook een plaats krijgen op de Europese agenda. In dit geval wordt de Europese besluitvorming rechtstreeks beïnvloed door de Deense nationale wetgeving en dus ook het Deense middenveld.
Oliver Henman, coördinator van het internationaal en Europees team bij de National Council of Voluntary Organisations focuste op de impact die de sterk gewijzigde overheidskoers in het Verenigd Koninkrijk heeft op bestaande mechanismen ter beïnvloeding van de Europese besluitvorming. Dhr. Henman onderstreepte dat in het Verenigd Koninkrijk, net zoals in vele andere Europese landen, de manier van beïnvloeding meestal informeel verloopt en via ad-hoc consultatierondes, georganiseerd door de bevoegde departementen. Deze ‘informele structuren’ zijn in sommige delen van het Verenigd Koninkrijk beter ontwikkeld dan in andere en kunnen, afhankelijk van de politieke wil, toch voor verrassende effecten zorgen. Zo heeft een samenwerkingsverband van Welsche NGO’s succesvol gepleit om de inzet (tijd) van vrijwilligers mee op te nemen als eigen inbreng in projecten bij het Europees Sociaal Fonds.
RONDETAFELGESPREKKEN
In rondetafelgesprekken werd dieper ingegaan op de gepresenteerde cases, met name of en hoe bestaande Vlaamse/Belgische praktijken verbeterd kunnen worden zodat de legitimiteit en transparantie van de nationale standpunten vergroot.
Dhr. Beyers maakte aan de hand van de presentaties en deze gesprekken een conclusie. Zo is er een paradox zichtbaar dat de overheid zoveel mogelijk goed geïnformeerde beslissingen zou moeten nemen, maar er niet in slaagt om kwalitatief hoogstaande informatie bij elkaar te brengen. De overheid zou dus zelf een lobbyproces moeten organiseren en faciliteren hun eigen belang. De federale overheid zou een paar keer per jaar een soort van grote open consultatie houden met allerlei mogelijke middenveldorganisaties die geïnteresseerd zijn in bepaalde aspecten van het Europese beleid. Nu laat de overheid daar veel kansen liggen op informatievergaring. Wat betreft het regionale niveau zit er toekomst in de regionale kantoren, zoals Vleva. Deze hebben namelijk een grote opportuniteit om maatschappelijke organisaties uit verschillende sectoren te helpen en faciliteren in hun Europese werking of mogelijks Europese activiteiten. Er zijn veel regionale kantoren zich sterk aan het ontwikkelen en er is dan ook een niche levensvatbaar op dit bestuursniveau.
Wanneer we kijken naar het middenveld zelf zien we een aantal unieke cases, met een eigen traditie qua politiek bedrijven, dat moeilijk over te nemen is in andere landen. Oostenrijk bijvoorbeeld is het meest neo-corporatistische land in Europe en dus is het geen toeval dat er op de Oostenrijkse permanente vertegenwoordiging vaste mensen in dienst zijn bij de sociale partners. In Denemarken valt op hoe belangrijk de agenda-setting is in de Europese besluitvorming. Middenveldorganisaties zoeken naar zo concreet mogelijk afgebakende issues om op de Deense agenda te plaatsen en kennen veel succesgevallen waarbij het thema tot op de Europese agenda geraakt is. Nog een laatste woordje over koepelorganisaties. Dit zijn niet alleen grote lobbymachines, maar ook en vooral informatienetwerken die hun leden op de hoogte brengen van de verschillende richtlijnen betreffende de sector. Ze zijn ook een aanvulling of bieden een alternatief op de nationale standpunten van kleinere lidstaten, aangezien kleine landen minder kunnen wegen op de Europese regelgeving.
Het evenement werd afgesloten door dhr. Smouter die de belangrijkste thema’s nog even benadrukte. Vooreerst het grote belang om op consistente manieren participatie te ontwikkelen en zo transparantie te bevorderen. Daarnaast kunnen ook de informele mechanismen versterkt worden, als er een meer systematische aanpak aan gekoppeld wordt. Het belang van netwerken en concrete agendasetting door waakzame middenveldorganisaties is niet te onderschatten. Afsluitend werd gesteld dat middenveldorganisaties het aan zichzelf verplicht zijn om met Europese zaken bezig te zijn, hun stem te verheffen, samen te werken en niet bang mogen zijn voor het ‘beest dat Europa heet’.
Verslag (PDF)
Download hier de powerpoint presentaties van de sprekers op 7 oktober 2011
- InleidingMaatschappelijke belangen en participatie in de nationale EU-besluitvorming – Jan Beyers, Universiteit Antwerpen
PPT - Succesvol verdedigen van belangen op nationaal niveau over Europese zaken in Oostenrijk – Frank Ey, Austrian Federal Chamber of Labour
PPT - Het Deense middenveld en het EU beleid: harvesting the fruits of the battle over the EU – Kenneth Haar, Corporate Europe Observatory
PPT - Participatie van verenigingen in de Europese besluitvorming, het Verenigd Koninkrijk ontrafeld – Oliver Henman, National Council for Voluntary Organisations
PPT