De verenigingen in ons land zijn over het algemeen iets minder pessimistisch over hun financiële situatie, maar ze zijn niet allemaal uit de gevarenzone. Dat blijkt uit onderzoek in opdracht van de Koning Boudewijnstichting, die het verenigingsleven als belangrijke speler in het democratische weefsel van nabij opvolgt.
Om de twee jaar houdt de Koning Boudewijnstichting de vinger aan de pols van het verenigingsleven. Voor haar Barometer van de Verenigingen peilde ze eind 2018 via een kwantitatief en kwalitatief onderzoek naar de financiële gezondheid van ons verenigingsleven. Dit bracht een boeiend geheel aan cijfers aan het licht:
- Eind 2017 waren er niet minder dan 109.930 verenigingen en stichtingen actief.
- 10.699 verenigingen zijn werkgever.
- Samen stellen ze 329.642 mensen te werk.
Wanneer iets dieper wordt ingezoomd op de financiële gezondheid van de verenigingssector, zien we het volgende:
- 81% van de verenigingen in België zegt dat hun financiële situatie stabiel gebleven of verbeterd is de voorbije 12 maanden (tgo. 73% in 2016).
- Toch kampt nog 12 procent met financiële problemen (18% in 2016).
- Twee op de drie verenigingen hebben reserves, maar bij nader toezien reiken die niet ver. Slechts 23% heeft een buffer om het langer dan 6 maanden vol te houden als de inkomsten plots wegvallen. De situatie is vooral nijpend in het Waalse Gewest en Brussel.
- 12% moest, onder druk van hun financiële situatie, mensen ontslaan, wat wel minder was dan in 2014 (24%).
Overheidssubsidies blijven de belangrijkste bron van inkomsten: 82% doet er een beroep op. Toch melden veel verenigingen in het kwalitatieve onderzoek dat de overheid niet meer de zekere geldschieter is die ze ooit was. De beschikbare budgetten zijn volgens hen meer versnipperd en overheden werken meer met projectsubsidies dan met structurele financiering. 30% van de verenigingen vult overheidssubsidies aan met commerciële activiteiten, zoals de verkoop van voorwerpen of diensten zoals coaching. Dat zijn er evenveel als in 2014. Maar de verenigingen die commerciële activiteiten hebben, spreken deze inkomstenbron meer aan.
Tot slot nog belangrijk: bijna de helft van de ondervraagde verenigingen (47%) voelt zich onvoldoende geïnformeerd over de hervorming van het vennootschaps- en verenigingsrecht of weet niet wat het effect hiervan zal zijn op de eigen werking. Ongeveer 1 op 3 geeft aan dat de eigen organisatie vast zal blijven houden aan inkomsten uit niet-economische activiteiten. 14% (en dan met name grote organisaties) ziet de hervorming als een opportuniteit met het oog op meer economische activiteiten.