'de Verenigde Verenigingen' stelt al langer vast dat Europese regelgeving (en de stugge omzetting ervan op federaal en Vlaams niveau) een niet te onderschatten impact heeft op de werking van verenigingen. Bovendien is die impact vaak onbedoeld en ongewenst negatief. Denk maar aan de Europese regels voor staatssteun en overheidsopdrachten: dit zijn slechts twee voorbeelden van de manier waarop verenigingen geconfronteerd worden met regelgeving die niet voor hen, maar voor bedrijven en overheden is bedoeld. Hoe komt dit?
Het antwoord is eenvoudig: verenigingen, en dan zeker het sterk uitgebouwde en uiterst diverse verenigingsleven zoals we het in Vlaanderen kennen, zijn een juridische blinde vlek voor Europa. Een juridische definitie of erkenning voor het begrip "vereniging" is onbestaande in Europa, terwijl definities voor "overheidsorganen" of "bedrijven" zo breed omschreven zijn dat verenigingen vaak ook in de omschrijving worden gecapteerd. Want tal van verenigingen worden voor meer dan 50% van hun werking gesubsidieerd (een criterium van het begrip "overheidsorgaan") en quasi elke vereniging onderneemt al eens een economische activiteit (zie het begrip "onderneming")...
'de Verenigde Verenigingen' wil dit juridisch vacuüm voor verenigingen op Europees niveau weghalen. Dat vergt een gecoördineerde inspanning die zowel op Europees, federaal als Vlaams niveau de oorzaak en gevolgen van de regelgeving aanpakt. Het in kaart brengen van de stukken regelgeving die een effect hebben op verenigingen, is hierbij een cruciale eerste stap.
De nieuwe Algemene Verordening Gegevensbescherming (GDPR) van Europa is alvast één van de laatste toevoegingen aan de lijst. Die stelt strenge eisen waaraan elke organisatie die persoonsgegevens verwerkt, moet voldoen. Elke organisatie, dat betekent ook vzw’s en feitelijke verenigingen, die persoonsgegevens gebruikt, opslaat of verwerkt, zelfs als de organisatie geen enkel winstdoel nastreeft of geen enkele commerciële ingesteldheid heeft.
De Vlaamse parlementaire commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media stelde in deze context op donderdag 19 oktober twee vragen aan minister Sven Gatz over de toepassing van de GDPR op verenigingen en hoe hij zal vermijden dat verenigingen disproportioneel worden geraakt door de vereisten van de verordening. De minister antwoordde daar het volgende op:
"Waar ik me in elk geval niet hij wens neer te leggen – ik denk dat ik daar de steun van de commissie voor heb – is de blinde adoratie van de Europese Unie voor alles wat overheid, bedrijven en burgers aanbelangt, en niet voor het middenveld. [...] Dat is ook een gesprek dat we geregeld hebben met de Verenigde Verenigingen, waaruit blijkt dat ons Vlaams model, waarbij wij verenigingen hebben die geen bedrijven zijn en die zeer belangrijk zijn voor een samenleving zoals wij allemaal weten, niet op dezelfde voet gesteld worden, zelfs al zouden er juridische voorafnames kunnen zijn van ondernemingen. Dat is iets wat we maatschappelijk en politiek niet kunnen toelaten. Wanneer daar bepaalde onduidelijkheden over zouden ontstaan met betrekking tot de toepassing van concrete elementen, zal ik daar in dat geval wel gaan voor liggen. [...] We zullen nooit aanvaarden dat verenigingen op dezelfde voet geplaatst worden als bedrijven."
Het is goed bevestigd te zien hoe de minister samen met ons dit issue wil aanpakken. We blijven onderzoeken op welke manieren verenigingen hier (en in andere regelgeving) vrijgesteld kunnen worden van ongewenste en onbedoelde effecten.
Heb je zelf een voorbeeld of een case van een vereniging die onzacht in aanraking is gekomen met Europese regelgeving? Geef dan een seintje aan Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..