Nadat Vlaams minister van werk Hilde Crevits (CD&V) vorige week aankondigde dat de verplichte gemeenschapsdienst voor langdurig werkzoekenden er komt vanaf 2023, reageerden al heel wat middenveldorganisaties verrast en verbolgen.
Wat wordt er bedoeld met zo'n gemeenschapsdienst? Concreet komt het er op neer dat langdurige werklozen (meer dan 2 jaar) tot 64 uur per maand, ofwel zo’n 2 dagen per week verplicht zullen worden een gemeenschapsdienst in je eigen stad of gemeente uit te voeren. Dit kan gaan van helpen in een vaccinatiecentrum, in scholen, bij de groendienst, … . De werkloze behoudt zijn uitkering en ontvangt 1,3 euro per uur extra voor zijn werk. Indien de werkloze de gemeenschapsdienst echter weigert, verliest hij zijn uitkering. De VDAB kan uitzonderingen toestaan.
De Verenigde Verenigingen liet zich in het verleden al kritisch uit over het verplichten van gemeenschapsdienst. De Verenigde Verenigingen onderschrijft dan ook de huidige reacties vanuit het middenveld en vat de belangrijkste argumenten nog even voor u samen.
- Verplichte gemeenschapsdienst is niet effectief
Voorstanders van de plannen van minister Crevits, zoals Voka en NSZ, spreken in Knack over een ‘eerste kleine stap’ naar betaald werk. Academisch onderzoek over buitenlandse regio’s waar verplichte gemeenschapsdienst al een feit is, wijst er volgens professoren Ides Nicaise en Stijn Baert echter op dat het zelden of nooit tot duurzame tewerkstelling leidt.
Integendeel, er zijn heel wat factoren die een averechts effect in de hand kunnen werken: ten eerste heeft het verplichtend karakter van een maatregel doorgaans een negatief effect op de intrinsieke motivatie van de werkzoekende, volgens zowel arbeidseconoom Stijn Baert als Groep Intro-directrice, Vicky Coryn. Ervaring in verplichte gemeenschapsdienst op je cv vermelden, zou bovendien wel eens een stigma richting potentiële werkgevers met zich mee kunnen brengen. Daarnaast zullen sommige werkgevers in de personen in gemeenschapsdienst mogelijk zelfs goedkope werkkrachten zien, volgens professor Nicaise, wat de arbeidsvoorwaarden ondermijnt en uiteindelijk een schadelijk effect heeft op reguliere tewerkstelling. Tenslotte creëert de verplichte gemeenschapsdienst volgens de liberale vakbond ACLBV nog een extra tussenstop richting reguliere tewerkstelling, wat niet wenselijk is in de huidige krappe arbeidsmarkt.
Dat de minister voor de - dure - verplichte gemeenschapsdienst kiest is daarom vreemd. Er zijn immers alternatieven voorhanden, die wel al bewezen hebben vruchten af te werpen. ACV vermeldt het voorbeeld van de ‘Territoire Zéro Chômeur de longue durée’, waarbij in veel grotere mate rekening wordt gehouden met de wensen en competenties van de werkzoekenden. Dit van oorsprong Franse initiatief wordt momenteel uitgerold in het Brussels gewest. Daarnaast lopen er al heel wat tewerkstellingstrajecten die Vlaamse werkzoekenden op weg helpen naar kwalitatieve job, bijvoorbeeld wijk-werken, duaal leren en artikel 60-tewerkstelling. Waarom een nieuw, parallel systeem in het leven roepen in plaats van de bestaande systemen te evalueren en te optimaliseren?
- Verplichte gemeenschapsdienst is stigmatiserend
Verplichte gemeenschapsdienst is immers stigmatiserend, hoewel voorstanders van het idee, zoals Bart Haeck in De Tijd, beweren dat het ‘beroepstrots’ helpt opbouwen en ‘respect van anderen’ kan opleveren. De realiteit is echter dat in een maatschappelijke context waarin de tewerkstellingsgraad hoog ligt, een relatief kleine groep mensen wordt geviseerd met een verplichte maatregel, die bij niet-naleving gesanctioneerd zal worden.
Men kan zich de vraag stellen waarom de Vlaamse Overheid niet meer aandacht besteedt aan de vraag wáárom mensen er niet in slagen een duurzame plek op de betaalde arbeidsmarkt te bemachtigen. Is er niet meer nood aan structurele ingrepen dan aan verplichtende maatregelen op individueel niveau?
- Verplichte gemeenschapsdienst verandert niets aan de oorzaken van langdurige werkloosheid
Eén van de redenen waarom verplichte gemeenschapsdienst weinig effectief is, is namelijk dat de eigenlijke drempels van die langdurige werkloosheid, de zogenaamde ‘randfactoren’ zoals armoede en slechte toegang tot kinderopvang en vervoer, … , waarover Vicky Coryn het heeft, niet worden aangepakt. Integendeel, mensen in een verplicht traject plaatsen zonder rekening te houden met hun levensomstandigheden, kan een averechts effect hebben.
Heel wat middenveldorganisaties hebben jarenlange expertise op vlak van het begeleiden van langdurig werkzoekenden. Hun ervaringen tonen dat een omvattende aanpak die op verschillende levensdomeinen tegelijk inspeelt, én zelfsturing van de werkzoekende toelaat, de grootste kans op duurzame tewerkstelling biedt, zo stelt het Netwerk tegen Armoede. In welke mate begeleiding tijdens de gemeenschapsdienst en bij de uitstroom een rol zal spelen, is evenwel nog niet duidelijk.
Nog meer dan aan betere individuele begeleiding tijdens tewerkstellingstrajecten, is er nood aan een doortastende en structurele omvorming van de huidige arbeidsmarkt. Het Netwerk tegen Armoede streeft naar “een inclusieve arbeidsmarkt waar alle mensen op arbeidsgerechtigde leeftijd terecht kunnen, zou een verplichte gemeenschapsdienst overbodig maken”.
- Verplichte gemeenschapsdienst berust op beperkte interpretatie van het idee van sociale zekerheid
Aanhangers van de verplichte gemeenschapsdienst, zoals Haeck, verwijzen graag naar de basisidee van de sociale zekerheid: verplichte gemeenschapsdienst is een soort wederdienst voor de – met belastinggeld gefinancierde - uitkering die men ontvangt: “wie jong en gezond genoeg is om te werken, wordt geacht dat te doen”. Sociale zekerheid betekent echter dat je die bijdragen levert om daar op een ander moment indien nodig beroep op te kunnen doen. Voor sommigen is de mate waarin men beroep kan doen op solidariteit blijkbaar sterk begrensd tot gezondheidsproblemen of ouderdom, een visie die opnieuw geen rekening houdt met andere drempels die mensen tegenhouden om werk te zoeken of te vinden.
Veel mensen in armoede, bijvoorbeeld, geven aan zeer graag te willen werken, maar daar door een combinatie van problemen op verschillende levensdomeinen niet in te slagen. In afwachting van een inclusieve arbeidsmarkt, leveren langdurig werkzoekenden weldegelijk waardevolle bijdragen aan de huidige maatschappij, bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk biedt velen de kans om in een veilige omgeving en vanuit hun eigen motivatie bij te dragen aan een maatschappelijk doel, terwijl hun zelfwaarde, structuur en sociale vaardigheden groeien. De Verenigde Verenigingen wees enkele jaren geleden al op een vreemde paradox: als werkloze vragen om vrijwilligerswerk te mogen doen, wordt door RVA niet zelden geweigerd omdat het vrijwilligersengagement de zoektocht naar reguliere tewerkstelling zou hinderen. Dat verplichte gemeenschapsdienst tot een afnemend zoekgedrag naar betaald werk zou kunnen leiden, wordt blijkbaar niet in rekening gebracht.
Tenslotte
Samengevat kunnen we stellen dat de verplichte gemeenschapsdienst voor langdurig werkzoekenden een verregaande maar weinig doordachte maatregel is, gebaseerd op een zeer eng dienst-wederdienstprincipe. Bovendien is er weinig draagvlak vanuit de wetenschappelijke wereld en bij middenveldorganisaties met de nodige expertise.
In bovenstaande samenvatting van de kritieken op de maatregel, ligt de nadruk dan nog vooral op de mogelijke effecten op de werkzoekenden zelf en de ruime arbeidsmarkt. Maar daarnaast kan ook de vraag gesteld worden wat de verplichte gemeenschapsdienst betekent voor de potentiële werkgevers van de ‘gemeenschapsdienstplichtigen’. Kijkt men enkel naar gemeentelijke diensten of ook naar ondernemingen en non-profitorganisaties en welke ondersteuning en/of omkadering staat daar tegenover? Want het mag duidelijk zijn dat de weg naar de betaalde arbeidsmarkt naast werkervaring ook heel wat begeleiding vraagt.
Zolang ook daar onduidelijkheid over blijft bestaan, lijkt het erop dat verplichte gemeenschapsdienst voor langdurig werkzoekenden een maatregel is die tot niets dient en waar niemand mee gediend is.